Identifier: deinlandschekuns03jasp (find matches)
Title: De inlandsche kunstnijverheid in Nederlandsch Indië
Year: 1912 (1910s)
Authors: Jasper, J. E Pirngadie, Mas
Subjects: Decorative arts Batik Textile fabrics Weaving
Publisher: 's-Gravenhage, Mouton & co.
Contributing Library: Sterling and Francine Clark Art Institute Library
Digitizing Sponsor: Sterling and Francine Clark Art Institute Library

View Book Page: Book Viewer
About This Book: Catalog Entry
View All Images: All Images From Book
Click here to view book online to see this illustration in context in a browseable online version of this book.

Text Appearing Before Image:
Fig- 331. Sida loehoer (no. 79 op blz. 225). Fig. 332. Ronda widata (no. 82 op blz. 226). De hierbovengenoemde patronen zijn de voornaamste in de Vorstenlanden, en voor het meerendeel ook op overig Java bekend, zij t onder min of meer verbasterde namen. 226
Text Appearing After Image:
Plaat 19. OUDE, GEBATIKTE HOOFDDOEK VAX CHERIBON.Patroon : mègamëndoeng. (Zie blz. 229.) Tot de z.g. 1 a r a n g a n of verboden patronen behooren in Jogjakarta: i. alle parang roesak-soorten, de sëmbagèn hoek en de garoeda ageng, welke tot de speciale dracht van den vorst en de r a t o e, den kroonprins en diens vrouw behooren; 2. alle soorten s ë m è n (d. w. z. de patronen, van de s e m è n-lijnen voorzien) met de m i r o n g-kenteekenen (enkele of dubbele vleugels) of de sawat-kenteekenen (dubbele vleugels metbreeden staart), benevens de oedan liris (omdat de parang roesak hierin voorkomt);deze patronen vormen de dracht van alle pangèrans en hun vrouwen, poe tras (zonen) endochters van den vorst; 3. alle sëmèn-soorten zonder sa wat-kenteekenen, voorts kawoeng-soorten en het schuin-loopende motief roedjak sénté; deze vormen de dracht van de radèns-mas en radens f1).Alle doeken, die met soga-mengsels gekleurd zijn, noemt men kain sogan, ter onder-scheiding van de kain b

Note About Images